-
1 approcher
approcher [aaprosĵee]2 dichtbij (iets) komen ⇒ overeenkomst vertonen (met), benaderen♦voorbeelden:approcher du but • bijna het doel bereikt hebbenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:s'approcher de qn., qc. • naar iemand, iets toegaanapproche-toi • kom eens hier1. v1) naderen, dichterbij komen4) benaderen, in contact komen (met)2. s'approcherv1) naderen, dichterbij komen -
2 approcher la table de la fenêtre
approcher la table de la fenêtreDictionnaire français-néerlandais > approcher la table de la fenêtre
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский